Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar.
Ayacucho
Webwinkel   Sitemap | U bent hier > Weeshuis > Archief > Nieuwsbrief 09 april 2006 - ga naar pag 1 | dit is pag 2

Go to MP3player

De busreis naar het weeshuis

 

We rijden twee- à driehonderd kilometer langs de kustlijn, bewonderen de “Stille Oceaan” en haar wisselende landschappen, die -in tegenstelling tot de chaotische grootstad Lima- nu wel rust uitstralen en daarom onvergetelijk zijn. Tegen de middag rijden we een parking op voor een voedsel- en drankpauze. Wij hadden eerder al onze voorraad broodjes aangesproken, zodat deze gelegenheid zich beperkt tot een vergeefs zoeken naar bier (cerveza) en wijn (vino). We moeten ons behelpen met een ‘fris’drank, die zich vooral kenmerkt door een hoog gehalte aan kleverige suiker, die een urenlange nasmaak waarborgt. Dan verlaten we de kuststrook en trekken oostwaarts het bergmassief in en over. De beelden uit mijn jeugd, de machtige rostpieken en de vergezichten van het Andesgebergte, schuiven langs mij voorbij. We klimmen en dalen door dit kleurrijke landschap en stijgen tot een hoogte van 5000 meter. Dan laat het gebrek aan zuurstof zich bij mij kwalijk voelen, ik moet het laatste gedeelte van de reis noodgedwongen plat-achterover in de zetel doormaken en -helaas- de verdere beelden inruilen tegen de eentonigheid van de autocar-hemel.

In mijn gedachten dwaal ik rond tussen de herinnering aan wat ik al ken en de verwachting van wat er te gebeuren staat. Er is de aanvullende informatie, die ik heb bijeengesprokkeld, over Het Lichtend Pad en de weinig opbeurende verhalen over de terreur-acties van het Lichtend Pad in en rond Ayacucho. Hoe jongens en mannen tot een keuze op leven en dood gedwongen werden: ofwel meewerken aan de ‘idealen’ van de Sendero Luminoso, ofwel ter plekke te sterven door een kogel… In de jaren, die volgden op de uitschakeling van het Lichtend Pad, werden ‘mogelijke sympathisanten’ zonder vorm van proces terechtgesteld. Bekend is het verhaal van een jongeman, die zijn moeder op een avond met een bezoekje wou verrassen. Toen hij door twee politieagenten werd gefouilleerd, vonden ze zijn oosters gevechtswapen, waarmee hij zijn hobby beoefende, nl. een ijzeren ketting met twee handvatten op het einde. Geenszins was hij betrokken bij de vroegere activiteiten van de terreurbeweging… Toch werd hij meteen meegenomen naar het politiebureau, waar hij met zijn eigen ‘wapen’ gefolterd werd. (Meer details over deze wansmakelijke foltering laat ik achterwege.) Wat er met die jongen gebeurde, weet ik niet. Wel meen ik mij te herinneren dat zijn vader een advocaat onder de arm nam om een rechtszaak in te spannen en ‘gerechtigheid’ te eisen…?! Naast die gekende verhalen is er het hoopvol uitkijken naar het ongekende en nieuwe. De realiteit van het weeshuis, dat steeds dichterbij komt. We naderen stilaan Ayacucho, de stad, die zich, tussen de hoge bergtoppen plots aandient als een beschermde plek. Schijn bedriegt, zo leert ons de geschiedenis. Al oogt de stad, bij het binnenrijden, zeer positief. Ik speur naar sporen van de gewelddadige revolutie, maar kan slechts weinig merken van de recente, donkere geschiedenis die de stad had doorgemaakt. Mensen lopen er mooi en modern gekleed bij, ook de huizen tonen niet meteen tekenen van armoede. Ook hier is dit een schijn-werkelijkheid: deze regio is één der armste streken in Peru. Hier wordt het uiterlijke verkozen boven het innerlijke, hier tonen mensen liever hun kledij aan de buitenwereld door op voedsel te besparen… Even verderop merk ik, bij het uitrijden van Ayacucho, wel de armzalige adobe-huisjes op de bergflanken rond de stad. Het zijn barakken met golfplaten deuren, de stenen werden uit een mengsel van klei en gras ter plekke gemaakt en gebakken… We leggen met terreinwagen het laatste stuk ‘weg’ af, dat ons naar het weeshuis voert. Carlos, de broer van Elva, brengt ons aan hoge snelheid naar boven. De weg is echt ‘weg’, er is hier enkel rotsgrond, kiezel. En putten, heel veel putten. De auto schokt van links naar rechts. Naarmate we hoger stijgen, gaapt de afgrond steeds dieper en schrikwekkender naast ons. We scheuren langs de vallei des doods (El Infierno), waar het Lichtend Pad mensen levend uit een helikopter dumpte… Gruwelijk. De schemering valt. Achter weer een bocht wijst de chauffeur ons de heuvel aan, waarop het weeshuis met moeite kan worden onderscheiden. Wanneer we rechts de weg verlaten en hobbelend het weeshuis bereiken, herken ik Vader Thomas, die ons -met Vader Joan- staat op te wachten. Het is na een lange reis, een beetje thuiskomen.

 

De dagen in ‘El Refugio’

Bij onze aankomst maken we meteen kennis met de kinderen, die aan het voetballen zijn op het ‘plein’ naast het huis. Ze komen aangerend en geven ons meteen drie kussen. Later leer ik hun namen. Ook de volwassen bewoners, die permanent op het huis verblijven, komen ons begroeten: Rosa, de kokkin, haar dochter Yarina, die instaat voor alle pedagogische taken, en de drie arbeiders Felix, Efraïn en Feliciano, die we steeds ‘de ingenieur’ noemden. Deze mannen staan in voor de werken op en rond het domein. Als laatste komt Orlando (22 jaar) ons verwelkomen. Hij beëindigt zijn laatste jaar secundair onderwijs en vecht nog dagelijks tegen de gevolgen van zijn hersentumor. Ook Roza zagen we terug, zij had, zoals eerder vermeld, de trip naar Ayacucho met het vliegtuig gemaakt, waar ze werd opgewacht door haar zoon, Vader Thomas, en door wuivende ‘madres’ en zingende kinderen.

De volgende dag, zaterdag, verkennen we de onmiddellijke omgeving. Vader Joan leidt ons rond en toont ons de kerk en de waterput, waarin het water van de omliggende bergen wordt opgevangen via een 4km-lange leiding. Dit water wordt gebruikt in het weeshuis en op het akkerland. Wat lager liggen de stallingen met de cavia’s (Cavia’s zijn ginds geen knuffeldieren, maar ‘feestelijke kost’, te vergelijken met de konijnen bij ons.) en de tuna-plantage. Deze zoete en waterachtige vrucht leent zich tot het maken van aperitiefwijn en snoepgoed, maar is ook bijzonder lekker om meteen op te eten. Calixto komt naar ons toe gerend en loopt tussen ons door. Onopvallend legt hij zijn kleine hand in die van mij. Ik kijk hem aan, hij zegt niets, maar zijn vragende blik spreekt boekdelen. Een teder en vertederend ogenblik, dat mij bijblijft. Later in de wandeling neem ik hem op mijn arm. Ik ruik zijn plasbroek, maar dat hindert niet. Integendeel, het schenkt dit moment, zeg maar, een ‘persoonlijk’ karakter… Komt het door deze inspanning? Opnieuw heb ik last van de ijle lucht. Het zuurstofgebrek bezorgt mij een gevoel van blijvende vermoeidheid, ik hou mij voor de rest van de dag rustig en geniet van het open, wijdse landschap en van de opname van Yeni, een 18-jarig meisje, in de Orthodoxe Kerk.

Later, die avond is het gezelligheid troef: de spelletjes- en puzzelavond is de dagelijkse bekroning van weer een dag in het weeshuis. Speciaal voor de kinderen zijn natuurlijk dié avonden dat er Belgische gasten op bezoek zijn, zeker als ze ‘nieuwe’ spelletjes hebben meegebracht. De kinderen (allemaal erg lief en dankbaar van aard) lachen luid, als ze met de stempelletters alle namen van de weeshuismensen in blauwe inkt op papier drukken. Ook het Belgische tekenpapier wordt bovengehaald en meteen uitgetest. Olmer tekent een autobus in een berglandschap met een visrijke rivier en een dennenboom. Een ‘hartelijk’ Peruaans kinderkunstwerkje, dat ik met plezier naar het thuisland meeneem. Ook de tractor met aanhangwagen en twee autootjes (plastieken speelgoed dat ik op vraag van Vader Joan uit het klooster meenam in mijn bagage) trekken urenlang hun aandacht. In gedachten rijden ze nu zelf door een berglandschap, waarin ze de meest onwaarschijnlijk avonturen beleven… Ik zie hoe het Suske uit mijn jeugd enkele uren in Olmer en Calixto herleeft en zichzelf een geïmproviseerd, Spaanstalig stripverhaal vertelt. Westerse wegwerpspullen doen kinderen hier in het Zuiden dromen…

Zondag 20 november. Liturgie. Uit Ayacucho komt een bus vol kinderen. Ze maken door hun enthousiaste zang de Liturgie tot een waar feest. De stralende zon laat de kerk door de openstaande, dubbele deur baden in een fontein van licht. Zon-dag op zijn best. Na deze bijzondere liturgie worden we, de bezoekers uit België, door een aantal Peruvianen op hun eigen, kenmerkende wijze welkom geheten. Muziek en dans worden aanvankelijk louter passief beleefd. Naar het einde toe werden wijzelf ook uitgenodigd actief van dit vrolijke feest te proeven. Het werden ogenblikken, waar ik thans glimlachend en met veel dank aan terugdenk.

Tijdens de dagen, die volgden, paarden we het nuttige aan het aangename. Daniel herstelde met houtlijm en restmateriaal de vele wankele wiebelstoelen en kapotte tafels. Jacqueline en Lisette wisselden de broodjes, die er in de Inca-oven op traditionele wijze worden gebakken, met een Belgisch brood, tot grote voldoening van de bewoners van het huis. Het aangename aspect werd ons vooral door Vader Thomas bezorgd: hij liet ons proeven van zijn meesterlijke paté, op basis van konijnenlever, en van zijn zoete, amberkleurig likeur-van-het huis, waarvan de ingrediënten alsnog niet werden prijsgegeven.

Spannend, zeker voor Lisette, was het uitkijken naar de bevalling van het ‘bevallige’ geitje. Ontgoochelend was evenwel dat de voorziene geboorte zich helaas niet voordeed tijdens ons verblijf. Ontnuchterend voor Lisette was daarenboven dat zij, als dierenvriend bij uitstek, (en tot groot jolijt van Vader Thomas!) er niet in slaagde contact te maken met de boxershond, die elke vreemdeling twee dagen lang grommend tegemoet liep. De gehele week lang liep hij, letterlijk, in een ommetje om Lisette heen. Gelukkig voor haar ontdooide de ‘relatie’ net op tijd…

Een paar keer verlieten we onze pleisterplaats om in de onmiddellijke omgeving en in het unieke decor van de Andes wandelingen te maken. Zo ‘ontdekten’ we langs een oud Inca-pad een indrukwekkende waterval… Op woensdag was een daguitstap gepland naar Quinua en Huari, waar respectievelijk de Peruaanse onafhankelijkheid werd afgedwongen van de Spaanse koning en ruïnes getuigen van de pre-columbiaanse, ommuurde stad, die moet dateren van voor de Inca-tijd.

Vrijdag 25 november. Inkoopdag in Ayacucho. Camillo vraagt of ik een voetbal meebreng uit de stad. We doen inkopen in allerhande marktstalletjes, souvenirs voor mensen in het thuisland. Vader Thomas zoekt kerstfiguren in terra cotta om de kerststal te versieren. Angela, een vriendin van Orlando, bouwt met kartonnen dozen een geboortegrot en overspant die met groen, verfrommeld papier. Een zeer goedkope manier om de onontbeerlijke kerstsfeer in het weeshuis te halen. Jacqueline, Lisette en Daniel tonen hun creativiteit door de volledige kamer te voorzien van een feestdecor. Ik overhandig Camillo zijn gewenste voetbal, hij is er dolblij mee en daagt mij meteen uit om, samen met zijn broers, ‘een match’ te spelen. Een voorstel, waar ik graag op inga, al voel ik aan den lijve dat dit soort activiteit in ijle lucht mij niet zo best afgaat…

Zaterdag 26 november. In Casaorcco worden we verwelkomd voor een dorpsfeest. Een optocht op het plein eindigt met het zingen van het nationale volkslied en het hijsen van de vlag. Ook de vrouwen en kinderen van dit bergdorp vormen een stoet, waarna Orlando vanuit de kerktoren snoep naar beneden gooit voor de kinderen. De lokale lagere school bloeit er, twee onderwijzeressen komen er de kinderen les geven. We hopen er binnenkort ook de derde graad te kunnen aanbieden. Het feest gaat door, maar wij keren terug naar het weeshuis, want daar wacht een ànder hoogtepunt. Medewerker van het eerste uur, Felix, treedt die dag in het huwelijk, dat door Vader Thomas ingezegend wordt en waarbij Daniël en Roza als getuigen werden gevraagd. De feestmaaltijd en dansfeest, die hierop volgden, was, naar onze Westerse normen, zeer sober, maar niettemin bijzonder vrolijk en goedbedoeld.

Het einde komt in zicht. Van de reis, en dus ook van het verslag. Op zondag vieren we nogmaals de Liturgie. We weten dat wij vele bezoekers niet meer zullen zien en nemen afscheid. Mij overvalt een gevoelen van spijt, maar ook van dankbaarheid. En dat blijft zo, de laatste dagen. Want hoe nabij voel ik mij, ook nu nog bij het schrijven van dit verslag, met al deze mensen, bekenden of niet… En als ik, met mijn reisgenoten, die vrienden werden, toen afscheid nam van dit oord en de mensen, die er wonen, is dat geen breuk. De ervaringen, die we deelden, houden ons samen. Hun strijd is de mijne geworden, hun vreugde ook. Afscheid, het is een moeilijk woord, maar in wezen blijft de verbondenheid bestaan. Ondanks de wel erg grote afstand is er geen afstandelijkheid, maar een erg voelbare nabijheid. Want ik heb weet van de inspanningen, die deze mensen leveren om in de grootste eenvoud de dagen door te komen. Ik begrijp de dankbaarheid van de kinderen, die ‘s morgens zowat een uurtje (!) bergaf naar school moeten lopen langs steile berghellingen en rotspaden en ’s middags de terugweg bergopwaarts moeten gaan, terwijl de zon hoog aan de hemel brandt.

Woensdag 30 november. Vroeg in de morgen laten we het weeshuis achter ons. We keren het echter niet de rug toe. Nooit meer. Even later verlaten we Ayacucho, op de vlieghaven wachten enkele jongeren ons op. Ik herken Yeni. Op het vliegtuig zelf treffen we de burgemeester van Ayacucho, die ook de vlucht naar Lima neemt en ons zelfs op het appartement komt opzoeken. Wij bieden hem het reisverslag van Chris Vandecasteele aan, dat in Vlaanderen in boekvorm werd verkocht ten voordele van Vader Thomas’ project. Nog diezelfde dag, tegen de avond aan, stijgen we op vanuit Lima en vliegen opnieuw de oceaan over. Er wacht mij in het vliegtuig een zee van tijd om van mijn ervaringen na te genieten en uit te zien naar de landing in Zaventem, waar mijn ouders, enkele parochianen en kennissen ons zullen opwachten. Op elk afscheid volgt een weerzien en ik keek vol verwachting uit naar mijn ouders en de mensen uit mijn leefwereld. Ik kom straks weer thuis in de wereld, waar ik thuishoor.

Maar in gedachten groeien de plannen ooit nogmaals de Peruaanse landschappen op te zoeken en het huis op de eenzame hoogte… Al bezorgen de ijle lucht en het zuurstofgebrek mij bij het leveren van fysieke inspanningen flink wat moeilijkheden. Ik zie wel…

Bert Forrez

Palmzondag 2006

Archimandriet Thomas,
Rousdammestraat 1,
B 8600 Pervijze
Telefax: 00 32 51 55 54 95 
Email: monastery@orthodox.be

 

 

 
© copyright 2003 - Broederschap Aartsbisschop Joan - alle rechten voorbehouden