De busreis naar het weeshuis
We rijden twee- à driehonderd kilometer langs
de kustlijn, bewonderen de “Stille Oceaan” en haar wisselende
landschappen, die -in tegenstelling tot de chaotische grootstad
Lima- nu wel rust uitstralen en daarom onvergetelijk zijn. Tegen
de middag rijden we een parking op voor een voedsel- en drankpauze.
Wij hadden eerder al onze voorraad broodjes aangesproken, zodat
deze gelegenheid zich beperkt tot een vergeefs zoeken
naar bier (cerveza) en wijn (vino). We moeten ons behelpen met
een ‘fris’drank, die zich vooral kenmerkt door een hoog gehalte
aan kleverige suiker, die een urenlange nasmaak waarborgt. Dan
verlaten we de kuststrook en trekken oostwaarts het bergmassief
in en over. De beelden uit mijn jeugd, de machtige rostpieken
en de vergezichten van het Andesgebergte, schuiven langs mij voorbij.
We klimmen en dalen door dit kleurrijke landschap en stijgen tot
een hoogte van 5000 meter. Dan laat het gebrek aan zuurstof zich
bij mij kwalijk voelen, ik moet het laatste gedeelte van de reis
noodgedwongen plat-achterover in de zetel doormaken en -helaas-
de verdere beelden inruilen tegen de eentonigheid van de autocar-hemel.
In mijn gedachten dwaal ik rond tussen de herinnering
aan wat ik al ken en de verwachting van wat er te gebeuren staat.
Er is de aanvullende informatie, die ik heb bijeengesprokkeld,
over Het Lichtend Pad en de weinig opbeurende verhalen over de
terreur-acties van het Lichtend Pad in en rond Ayacucho. Hoe jongens
en mannen tot een keuze op leven en dood gedwongen werden: ofwel
meewerken aan de ‘idealen’ van de Sendero Luminoso, ofwel ter
plekke te sterven door een kogel… In de jaren, die volgden op
de uitschakeling van het Lichtend Pad, werden ‘mogelijke sympathisanten’
zonder vorm van proces terechtgesteld. Bekend is het verhaal van
een jongeman, die zijn moeder op een avond met een bezoekje wou
verrassen. Toen hij door twee politieagenten werd gefouilleerd,
vonden ze zijn oosters gevechtswapen, waarmee hij zijn hobby beoefende,
nl. een ijzeren ketting met twee handvatten op het einde. Geenszins
was hij betrokken bij de vroegere activiteiten van de terreurbeweging…
Toch werd hij meteen meegenomen naar het politiebureau, waar hij
met zijn eigen ‘wapen’ gefolterd werd. (Meer details over deze
wansmakelijke foltering laat ik achterwege.) Wat er met die jongen
gebeurde, weet ik niet. Wel meen ik mij te herinneren dat zijn
vader een advocaat onder de arm nam om een rechtszaak in te spannen
en ‘gerechtigheid’ te eisen…?! Naast die gekende verhalen is er
het hoopvol uitkijken naar het ongekende en nieuwe. De
realiteit van het weeshuis, dat steeds dichterbij komt. We naderen
stilaan Ayacucho, de stad, die zich, tussen de hoge bergtoppen
plots aandient als een beschermde plek. Schijn bedriegt, zo leert
ons de geschiedenis. Al oogt de stad, bij het binnenrijden, zeer
positief. Ik speur naar sporen van de gewelddadige revolutie,
maar kan slechts weinig merken van de recente, donkere geschiedenis
die de stad had doorgemaakt. Mensen lopen er mooi en modern gekleed
bij, ook de huizen tonen niet meteen tekenen van armoede. Ook
hier is dit een schijn-werkelijkheid: deze regio is één der armste
streken in Peru. Hier wordt het uiterlijke verkozen boven het
innerlijke, hier tonen mensen liever hun kledij aan de buitenwereld
door op voedsel te besparen… Even verderop merk ik, bij het uitrijden
van Ayacucho, wel de armzalige adobe-huisjes op de bergflanken
rond de stad. Het zijn barakken met golfplaten deuren, de stenen
werden uit een mengsel van klei en gras ter plekke gemaakt en
gebakken… We leggen met terreinwagen het laatste stuk ‘weg’ af,
dat ons naar het weeshuis voert. Carlos, de broer van Elva, brengt
ons aan hoge snelheid naar boven. De weg is echt ‘weg’, er is
hier enkel rotsgrond, kiezel. En putten, heel veel putten. De
auto schokt van links naar rechts. Naarmate we hoger stijgen,
gaapt de afgrond steeds dieper en schrikwekkender naast ons. We
scheuren langs de vallei des doods (El Infierno), waar het Lichtend
Pad mensen levend uit een helikopter dumpte… Gruwelijk. De schemering
valt. Achter weer een bocht wijst de chauffeur ons de heuvel aan,
waarop het weeshuis met moeite kan worden onderscheiden. Wanneer
we rechts de weg verlaten en hobbelend het weeshuis bereiken,
herken ik Vader Thomas, die ons -met Vader Joan- staat op te wachten.
Het is na een lange reis, een beetje thuiskomen.
De dagen in ‘El Refugio’
Bij
onze aankomst maken we meteen kennis met de kinderen, die aan
het voetballen zijn op het ‘plein’ naast het huis. Ze komen aangerend
en geven ons meteen drie kussen. Later leer ik hun namen. Ook
de volwassen bewoners, die permanent op het huis verblijven, komen
ons begroeten: Rosa, de kokkin, haar dochter Yarina, die instaat
voor alle pedagogische taken, en de drie arbeiders Felix, Efraïn
en Feliciano, die we steeds ‘de ingenieur’ noemden. Deze mannen
staan in voor de werken op en rond het domein. Als laatste komt
Orlando (22 jaar) ons verwelkomen. Hij beëindigt
zijn laatste jaar secundair onderwijs en vecht nog dagelijks tegen
de gevolgen van zijn hersentumor. Ook Roza zagen we terug, zij
had, zoals eerder vermeld, de trip naar Ayacucho met het vliegtuig
gemaakt, waar ze werd opgewacht door haar zoon, Vader Thomas,
en door wuivende ‘madres’ en zingende kinderen.
De volgende dag, zaterdag, verkennen we de
onmiddellijke omgeving. Vader Joan leidt ons rond en toont ons
de kerk en de waterput, waarin het water van de omliggende bergen
wordt opgevangen via een 4km-lange leiding. Dit water wordt gebruikt
in het weeshuis en op het akkerland. Wat lager liggen de stallingen
met de cavia’s (Cavia’s zijn ginds geen knuffeldieren, maar ‘feestelijke
kost’, te vergelijken met de konijnen bij ons.) en de tuna-plantage.
Deze zoete en waterachtige vrucht leent zich tot het maken van
aperitiefwijn en snoepgoed, maar is ook bijzonder lekker om meteen
op te eten.
Calixto komt naar ons toe gerend en loopt tussen ons door. Onopvallend
legt hij zijn kleine hand in die van mij. Ik kijk hem aan, hij
zegt niets, maar zijn vragende blik spreekt boekdelen. Een teder
en vertederend ogenblik, dat mij bijblijft. Later in de wandeling
neem ik hem op mijn arm. Ik ruik zijn plasbroek, maar dat hindert
niet. Integendeel, het schenkt dit moment, zeg maar, een ‘persoonlijk’
karakter… Komt het door deze inspanning? Opnieuw heb ik last van
de ijle lucht. Het zuurstofgebrek bezorgt mij een gevoel van blijvende
vermoeidheid, ik hou mij voor de rest van de dag rustig en geniet
van het open, wijdse landschap en van de opname van Yeni, een
18-jarig meisje, in de Orthodoxe Kerk.
Later,
die avond is het gezelligheid troef: de spelletjes- en puzzelavond
is de dagelijkse bekroning van weer een dag in het weeshuis. Speciaal
voor de kinderen zijn natuurlijk dié avonden dat er Belgische
gasten op bezoek zijn, zeker als ze ‘nieuwe’ spelletjes hebben
meegebracht. De kinderen (allemaal erg lief en dankbaar van aard)
lachen luid, als ze met de stempelletters alle namen van de weeshuismensen
in blauwe inkt op papier drukken. Ook het Belgische tekenpapier
wordt bovengehaald en meteen uitgetest. Olmer tekent een autobus
in een berglandschap met een visrijke rivier en een dennenboom.
Een ‘hartelijk’ Peruaans kinderkunstwerkje, dat ik met plezier
naar het thuisland meeneem. Ook de tractor met aanhangwagen en
twee autootjes (plastieken speelgoed dat ik op vraag van Vader
Joan uit het klooster meenam in mijn bagage) trekken urenlang
hun aandacht. In gedachten rijden ze nu zelf door een berglandschap,
waarin ze de meest onwaarschijnlijk avonturen beleven… Ik zie
hoe het Suske uit mijn jeugd enkele uren in Olmer en Calixto herleeft
en zichzelf een geïmproviseerd, Spaanstalig stripverhaal vertelt.
Westerse wegwerpspullen doen kinderen hier in het Zuiden dromen…
Zondag 20 november. Liturgie. Uit Ayacucho
komt een bus vol kinderen. Ze maken door hun enthousiaste zang
de Liturgie tot een waar feest. De stralende zon laat de kerk
door de openstaande, dubbele deur baden in een fontein van licht.
Zon-dag op zijn best. Na deze bijzondere liturgie worden we, de
bezoekers uit België, door een aantal Peruvianen op hun eigen,
kenmerkende wijze welkom geheten. Muziek en dans worden aanvankelijk
louter passief beleefd. Naar het einde toe werden wijzelf ook
uitgenodigd actief van dit vrolijke feest te proeven. Het werden
ogenblikken, waar ik thans glimlachend en met veel dank aan terugdenk.
Tijdens de dagen, die volgden, paarden we het
nuttige aan het aangename. Daniel herstelde met houtlijm en restmateriaal
de vele wankele wiebelstoelen en kapotte tafels. Jacqueline en
Lisette wisselden de broodjes,
die er in de Inca-oven op traditionele wijze worden gebakken,
met een Belgisch brood, tot grote voldoening van de bewoners van
het huis. Het aangename aspect werd ons vooral door Vader Thomas
bezorgd: hij liet ons proeven van zijn meesterlijke paté, op basis
van konijnenlever, en van zijn zoete, amberkleurig likeur-van-het
huis, waarvan de ingrediënten alsnog niet werden prijsgegeven.
Spannend, zeker voor Lisette, was het uitkijken
naar de bevalling van het ‘bevallige’ geitje. Ontgoochelend was
evenwel dat de voorziene geboorte zich helaas niet voordeed tijdens
ons verblijf. Ontnuchterend voor Lisette was daarenboven dat zij,
als dierenvriend bij uitstek, (en tot groot jolijt van Vader Thomas!)
er niet in slaagde contact te maken met de boxershond, die elke
vreemdeling twee dagen lang grommend tegemoet liep. De gehele
week lang liep hij, letterlijk, in een ommetje om Lisette heen.
Gelukkig voor haar ontdooide de ‘relatie’ net op tijd…
Een paar keer verlieten we onze pleisterplaats
om in de onmiddellijke omgeving en in het unieke decor van de
Andes wandelingen te maken. Zo ‘ontdekten’ we langs een oud Inca-pad
een indrukwekkende waterval… Op woensdag was een daguitstap gepland
naar Quinua en Huari, waar respectievelijk de Peruaanse onafhankelijkheid
werd afgedwongen van de Spaanse koning en ruïnes getuigen van
de pre-columbiaanse, ommuurde stad, die moet dateren van voor
de Inca-tijd.
Vrijdag 25 november. Inkoopdag in Ayacucho.
Camillo vraagt of ik een voetbal meebreng uit de stad. We doen
inkopen in allerhande marktstalletjes, souvenirs voor mensen in
het thuisland. Vader Thomas zoekt kerstfiguren in terra cotta
om de kerststal te versieren. Angela, een vriendin van Orlando,
bouwt met kartonnen dozen een geboortegrot en overspant die met
groen, verfrommeld papier. Een zeer goedkope manier om de onontbeerlijke
kerstsfeer in het weeshuis te halen. Jacqueline, Lisette en Daniel
tonen hun creativiteit door de volledige kamer te voorzien van
een feestdecor. Ik overhandig Camillo zijn gewenste voetbal, hij
is er dolblij mee en daagt mij meteen uit om, samen met zijn broers,
‘een match’ te spelen. Een voorstel, waar ik graag op inga, al
voel ik aan den lijve dat dit soort activiteit in ijle lucht mij
niet zo best afgaat…
Zaterdag 26 november. In Casaorcco worden we
verwelkomd voor een dorpsfeest. Een optocht op het plein eindigt
met het zingen van het nationale volkslied en het hijsen van de
vlag. Ook de vrouwen en kinderen van dit bergdorp vormen een stoet,
waarna Orlando vanuit de kerktoren snoep naar beneden gooit voor
de kinderen. De lokale lagere school bloeit er, twee onderwijzeressen
komen er de kinderen les geven. We hopen er binnenkort ook de
derde graad te kunnen aanbieden. Het feest gaat door, maar wij
keren terug naar het weeshuis, want daar wacht een ànder hoogtepunt.
Medewerker van het eerste uur, Felix, treedt die dag in het huwelijk,
dat door Vader Thomas ingezegend wordt en waarbij Daniël en Roza
als getuigen werden gevraagd. De feestmaaltijd en dansfeest, die
hierop volgden, was, naar onze Westerse normen, zeer sober, maar
niettemin bijzonder vrolijk en goedbedoeld.
Het einde komt in zicht. Van de reis, en dus
ook van het verslag. Op zondag vieren we nogmaals de Liturgie.
We weten dat wij vele bezoekers niet meer zullen zien en nemen
afscheid. Mij overvalt een gevoelen van spijt, maar ook van dankbaarheid.
En dat blijft zo, de laatste dagen. Want hoe nabij voel ik mij,
ook nu nog bij het schrijven van dit verslag, met al deze mensen,
bekenden of niet… En als ik, met mijn reisgenoten, die vrienden
werden, toen afscheid nam van dit oord en de mensen, die er wonen,
is dat geen breuk. De ervaringen, die we deelden, houden ons samen.
Hun strijd is de mijne geworden, hun vreugde ook. Afscheid, het
is een moeilijk woord, maar in wezen blijft de verbondenheid bestaan.
Ondanks de wel erg grote afstand is er geen afstandelijkheid,
maar een erg voelbare nabijheid. Want ik heb weet van de inspanningen,
die deze mensen leveren om in de grootste eenvoud de dagen door
te komen. Ik begrijp de dankbaarheid van de kinderen, die ‘s morgens
zowat een uurtje (!) bergaf naar school moeten lopen langs steile
berghellingen en rotspaden en ’s middags de terugweg bergopwaarts
moeten gaan, terwijl de zon hoog aan de hemel brandt.
Woensdag 30 november. Vroeg in de morgen laten
we het weeshuis achter ons. We keren het echter niet de rug toe.
Nooit meer. Even later verlaten we Ayacucho, op de vlieghaven
wachten enkele jongeren ons op. Ik herken Yeni. Op het vliegtuig
zelf treffen we de burgemeester van Ayacucho, die ook de vlucht
naar Lima neemt en ons zelfs op het appartement komt opzoeken.
Wij bieden hem het reisverslag van Chris Vandecasteele aan, dat
in Vlaanderen in boekvorm werd verkocht ten voordele van Vader
Thomas’ project. Nog diezelfde dag, tegen de avond aan, stijgen
we op vanuit Lima en vliegen opnieuw de oceaan over. Er wacht
mij in het vliegtuig een zee van tijd om van mijn ervaringen na
te genieten en uit te zien naar de landing in Zaventem, waar mijn
ouders, enkele parochianen en kennissen ons zullen opwachten.
Op elk afscheid volgt een weerzien en ik keek vol verwachting
uit naar mijn ouders en de mensen uit mijn leefwereld. Ik kom
straks weer thuis in de wereld, waar ik thuishoor.
Maar in gedachten groeien de plannen ooit nogmaals
de Peruaanse landschappen op te zoeken en het huis op de eenzame
hoogte… Al bezorgen de ijle lucht en het zuurstofgebrek mij bij
het leveren van fysieke inspanningen flink wat moeilijkheden.
Ik zie wel…
Bert Forrez
Palmzondag 2006
|
Archimandriet Thomas,
Rousdammestraat 1,
B 8600 Pervijze
Telefax: 00 32 51 55 54 95
Email: monastery@orthodox.be |