Barlaam van Antiochië

Barlaam werd geboren in Antiochië. Omwille van zijn geloof in Christus werd hij door de ongelovige rechter op een wreedaardige manier gefolterd. Tenslotte besloot de rechter de spot met hem te drijven door hem aan de afgoden te laten offeren. Daarom nam hij Barlaam mee naar een afgodentempel en legde een gloeiende kool in de palm van zijn hand. Op de kool legde hij wierookkorrels. De rechter dacht immers dat door de pijn de martelaar de gloeiende kool en de wierook van zijn hand zou schudden en op die wijze ongewild de afgoden zou bewieroken. De soldaat van Christus echter hield de gloeiende kool heldhaftig op zijn handpalm en dacht er niet aan de afgoden te eren. Zijn vingers brandden door en vielen af, ook zijn handpalm werd in zeer ernstige graad verbrand.
Basilius de Grote zegt over Barlaam: “Hij had een rechterhand, die sterker was dan het vuur, want, ofschoon de kool gloeide in zijn handpalm, toch hield de hand het vuur op, alsof het as was.”
Joannes Chrysostomos schrijft: “De engelen keken toe vanuit de hoogten. De aartsengelen aanschouwden deze majestueuze scène, die in waarheid de menselijke natuur oversteeg. Zie, wie wil niet een mens zien, die een dergelijke ascetische daad stelt dat hij niet voelt, wat mensen horen te voelen? Een mens, die zowel offeraltaar, als priester, als offergave was?”
Toen zijn hand doorbrand was, viel het gehele lichaam van de ouderling Barlaam dood neer en zijn ziel ging op naar de Eeuwige Rust. Barlaam leed en stierf in het jaar 304.

Kondakion t.4

Gij waart wonderbaar in standvastigheid * en hebt uzelf tot welriekende wierook gemaakt * als een brandoffer voor God. * Bid daarom onophoudelijk voor ons, * Heilige, Veelduldende Barlaam.