LOFZANG
Heilige Twintigduizend Martealren van Nicomedië
Heilige Martelaren, uw lijden is voorbij,
Uw tranen zijn gedroogd, uw wonden genezen.
Maar meer lijden wacht de Kerk en de gelovigen,
Niet alles is reeds geschied.
Heilige Martelaren, tot u bidden wij:
Bescherm de Kerk door uw gebeden.
Heilige Martelaren, gevierde overwinnaars,
Duivelse legioenen stonden tegen u op.
Zonder vrees trad gij hen dapper tegemoet.
Uw tegenstanders vielen in de afgrond,
U aanschouwt helder de Drie-Eenheid,
In Wiens licht gij u verheugt.
Heilige Martelaren, wij prijzen uw wonden,
Uw tranen en uw smetteloos bloed.
Een versterkt fort werd gij voor de Kerk.
Bid voor ons tot Christus, de Heiland,
Om ons waardig te maken u broeders te noemen,
Eerbiedwaardige ridders, kinderen der genade!
OVERWEGING
Hier volgt nog een verhaal over het Goddelijke Christuskind. Toen de Alheilige Maagd, met haar Goddelijk Kind en de gerechte Jozef, de stad Hermopolis (Kaïro) naderden, zagen ze een boom voor de stadspoort. De reizigers waren vermoeid door de verre reis en gingen op de boom af om er wat te rusten, ook al was de boom erg hoog en bood hij haast geen schaduw. De Egyptenaren noemden deze boom ‘Persea‘ en aanbaden hem als een afgod, omdat ze geloofden dat er zich een ‘goddelijkheid‘ schuilhield in de boom. In werkelijkheid was het een boze geest, die in de boom huisde. Toen de Heilige Familie de boom naderde, beefde de boom hevig en vluchtte de boze geest, verschrikt voor het Christuskind. Toen boog de boom zijn top tot op de grond en aanbad, als een redelijk wezen, zijn Schepper. Op die wijze bood de boom de vermoeide reizigers een weldoende schaduw, waaronder ze uitrustten.
Vanaf deze dag ontving de boom van Christus wonderlijke, genezende krachten, die elke ziekte bij de mensen genazen.
Daarna trokken ze naar het dorp Matarea, waar ze een vijgenboom zagen, waaronder Maria en haar Kind gingen zitten, terwijl Jozef voor zaken het dorp binnenging. Wat een wonder: de boom boog zijn kroon tot op de grond om de reizigers schaduw te bieden. En de onderste helft opende zich, waardoor Moeder en Kind de kroon konden binnengaan om er te rusten. Nog wonderlijker was de opborrelende bron, die ontstond naast de vijgenboom. Jozef vond in de buurt een hut, waar ze zich vestigden. Ze dronken water van deze wonderbare bron, die de enige bron is van ‘levend’ water in geheel Egypte. Het overige water in Egypte komt immers van de Nijl, die zich splitst in ontelbare kanaaltjes. En zo blijkt dat de Heer Jezus, de Onsterfelijke en Hemelse Bron van levend water, door Zijn aanwezigheid deze aardse bron van levend water deed ontspringen.
OVERDENKING
Laat mij nadenken over de samenkomst van Christus’ heilige martelaren:
1. Hoe zij het lijden verdroegen en Christus niet verloochenden.
2. Hoe zij, uit liefde voor Christus de Heer, naar hun martelingen en hun sterven gingen als naar een feest.
3. Hoe zij thans vreugdevol leven in Christus’ Koninkrijk er ons helpen door hun gebeden. |