De 10 Martelaren van Kreta

Hun namen waren Theodoulus, Saturnicus, Euporus, Gelasius, Eunicianus, Zoticus, Pompeius, Agathopus, Basilides en Evaristus. Ze waren allen eminente en eerbiedwaardige burgers, de allerbesten onder de besten. Een maand lang werden ze ter bespotting ten toon gesteld en onmenselijk mishandeld.
Toen ze tenslotte naar het executieterrein werden geleid, waren ze verrukt en ze discussieerden onder elkaar wie als eerste onthoofd zou worden. Iedereen wilde immers als eerste hun geliefde Christus tegemoet gaan. Samen baden ze: “O Heer, vergeef Uw dienaren en aanvaard ons bloed, dat dadelijk geplengd wordt, als een offergave voor ons eigen heil, voor onze familieleden en onze vrienden, voor elke burger van ons vaderland. Dat eenieder bevrijd mag worden van de duisternis der onwetendheid, dat eenieder U moge kennen, het Ware Licht, o Eeuwige Koning!”
Zij werden omwille van Christus onthoofd tijdens de vervolging van Decius in het jaar 250.

Troparion t.3

Wij bezingen het wondervolle Kreta, * dat deze heerlijke bloesems ontspruiten deed, * de schone parels waarover Christus sprak, * de palmtakken der Martelaren, * want slechts tien van deze Heiligen * maakten de duizendvoudige overmacht der demonen te schande. * Daarom hebben zij uit Christus’ hand ** de kroon ontvangen.

Kondakion t.4

De overwinnende strijd van Uw Martelaren * heeft reeds tevoren het licht doen zien * van Christus’ Komst in de Grot, * want Hij wordt geboren ** uit een ongeschonden Maagd.