Habakuk de Profeet

Hij was de zoon van Asafat uit de stam van Simeon. Hij profeteerde ruim 600 jaar vóór Christus tijdens de regering van Koning Manasse, en hij voorzegde de vernietiging van Jeruzalem.
Toen Nebukadnessar, Koning van Babylon, Jeruzalem aanviel, zocht Habakuk zijn toevlucht in het land van de Ismaëlieten. Van daar trok hij naar Judea, waar hij als boer leefde. Op een dag bracht hij een maaltijd naar de arbeiders op het land, toen hem plotseling een engel des Heren verscheen en tot hem sprak: “Breng de maaltijd, die gij bij u draagt, naar Babylon en geef deze aan Daniël, die in de leeuwenkuil zit.” (Dan. 14,34). Habakuk echter antwoordde: “Heer, nooit heb ik Babylon gezien en ik weet ook niet waar de leeuwenkuil zich bevindt.” (Dan. 14,34-35) Daarop nam de engel hem bij de haren en bracht hem over een grote afstand onmiddellijk naar Babylon, naar de leeuwenkuil, waarin Daniël geworpen was op bevel van Koning Cyrus als straf voor zijn weigering de afgoden te aanbidden. Habakuk riep uit: “Daniël, o Daniël, neem deze maaltijd, die God u zond.” (Dan. 14,37). En Daniël nam en at. Toen nam de engel van God Habakuk weer op en bracht hem terug naar zijn veld in Judea.
Habakuk voorzegde ook de bevrijding van Jeruzalem en de tijd van de komst van Christus.
Hij ontsliep op hoge leeftijd en werd in Kela begraven. Zijn relieken werden ontdekt tijdens de regering van Theodosius de Grote.

Kondakion t.8

Aan heel de wereld hebt gij verkondigd * dat uit het zuiden God zou komen uit de Maagd. * Op de goddelijke wacht hebt gij geprofeteerd * hoe de lichtstralende Engel Christus’ Opstanding zou openbaren. * Daarom roepen wij vol blijdschap uit: ** “Verheug u, Habakuk, die het stralend sieraad der Profeten zijt.”