Tempelgang van de Moeder Gods
Toen de Alheilige Maagd Maria de leeftijd van 3 jaar had bereikt, namen haar ouders Joachim en Anna haar uit Nazareth mee naar Jeruzalem om haar af te staan aan de dienst aan God, zoals ze vroeger hadden beloofd. De tocht duurde 3 dagen, maar hoe kan een reis om een Godbehaaglijk werk te beginnen moeilijk worden genoemd? Vele familieleden van Joachim en Anna kwamen in Jeruzalem samen om aan deze gebeurtenis deel te nemen, waarbij ook Engelen Gods onzichtbaar aanwezig waren.
Vooraan in de processie naar de Tempel gingen maagden met brandende lichtjes in hun hand, daarna volgde de Alheilige Maagd, aan de ene zijde begeleid door haar moeder, aan de andere door haar vader. Het meisje was gekleed in een gewaad, dat koninklijke waardigheid en afwerking uitstraalde, zoals het “de Koningsdochter, de Bruid van God” (Ps. 45,13 en 15) past. Na hen kwamen vele familieleden en vrienden, ook zij hadden allen lampen in hun hand.
Vijftien treden leidden naar de Tempel. Joachim en Anna hielpen de Maagd op de eerste trede, maar dan liep zij, alleen en zonder hulp, naar boven, waar de Hogepriester Zacharias, de vader van Joannes de Voorloper, haar opwachtte. Hij nam haar bij de hand en leidde haar niet alleen de Tempel binnen, maar ook het “Heiligste der Heiligste”, de heiligste aller plaatsen, waarin niemand anders dan de hogepriester ooit was binnengetreden, en dat slechts één maal per jaar.
Theophylactus van Ohrid beweert dat Zacharias “buiten zichzelf was, en door God vervuld”, toen hij de Maagd de heiligste plaats in de Tempel liet binnengaan, anders kan zijn daad niet worden verklaard. De ouders van Maria brachten daarna, zoals de Wet het voorschrijft, een offer aan God, ontvingen de zegen van de priester en keerden naar huis terug. De Alheilige Maagd bleef achter in de Tempel en verbleef er 9 volle jaren.
Tijdens hun leven brachten haar ouders de Maagd vaak een bezoek, vooral de Rechtvaardige Anna. Toen God hen echter uit deze wereld wegriep, bleef de Alheilige Maagd verweesd achter. Ze wenste geenszins in het huwelijk te treden, noch de tempel tijdens haar leven te verlaten. Omdat dit echter tegen de Wet en de gewoonte van Israël indruiste, werd zij, zodra ze de leeftijd van 12 jaar had bereikt, aan Jozef gegeven, een bloedverwant uit Nazareth. Onder de aanvaardbare rol van verloofde, kon ze in maagdelijkheid blijven leven en zo ook tegelijkertijd haar verlangen én de Wet vervullen. Tot dan toe was het in Israël ongekend dat meisjes levenslange maagdelijkheid beloofden. De Alheilige Moeder Gods was de eerste van de vele duizenden, mannen en vrouwen, die haar maagdelijkheid zouden navolgen in de Kerk van Christus.
Troparion t.4
Heden is het begin van Gods Welbehagen, * de voorbereidende Verkondiging van de Verlossing der mensen. De Maagd komt in de Tempel Gods * en verkondigt reeds aan allen de Christus. Tot haar willen ook wij met de Engel roepen: * “Verheug u, * Vervulling van het Heilsplan van de Schepper.”
Kondakion t.4
De alreine Tempel van de Verlosser, * het kostbaar, maagdelijk Bruidsvertrek, * de geheiligde Schatkamer van Gods Heerlijkheid, * wordt heden binnengeleid in het Huis des Heren. * Zij brengt daar de genade van Gods Heilige Geest, * terwijl Zijn Engelen zingen: ** “Zie, daar is de Hemelse Woontent.”
|