Orestes van Tyana
Orestes kwam uit de stad Tyana in Cappadocië. Hij was Christen van geboorte en dokter van beroep. Tijdens de regering van Diocletianus werd hij op gruwelijke gefolterd door een gouverneur, Maximus. Toen de gouverneur hem voor het eerst aanraadde Christus te verloochenen en afgoden te aanbidden, antwoordde Orestes hem: “Wie de kracht van de Gekruisigde kent, verwerpt de leugenachtige en bedrieglijke afgoden en aanbidt de ware God.” Omwille van deze woorden werd Orestes op wreedaardige wijze geslagen, gevild, op de pijnbank gelegd en met een roodgloeiende, ijzeren staaf verschroeid. Tenslotte werd hij in de gevangenis gegooid om er van honger om te komen.
De jonge Orestes bracht er 7 dagen door zonder brood noch water. ’s Anderendaags werd hij opnieuw voor de gouverneur gebracht, die hem opnieuw met beestachtige martelingen bedreigde. Orestes antwoordde hem echter: “Ik ben bereid elke pijn te verduren, want ik draag het teken van mijn Heer Jezus Christus in mijn hart.” De gouverneur veroordeelde hem en de beulen sloegen 20 ijzeren nagels door zijn voeten. Ze bonden hem aan een paard en sleepten hem over doornen en stenen, totdat de martelaar van God de geest gaf.
Op de plaats waar ze Orestes’ lichaam achterlieten, verscheen een man, stralend als de zon, die de relieken van Orestes opnam en naar een heuvel droeg, dicht bij de stad Tyana, en deze daar met eerbied begroef. Orestes verscheen na zijn dood aan de Dimitri van Rostov en toonde hem alle wonden in zijn lichaam.
|